Het komt frequent voor dat je een faire vergoeding voor zelfstandigen moet berekenen in verhouding tot een loonpakket als werknemer.
Te vaak wordt daarbij uitgegaan van de loonkost. Dit is om tal van redenen geen juist uitgangspunt. Enkel het netto-inkomen, zowel op de korte als op de lange termijn, is een juist uitgangspunt. Om een faire vergoeding voor zelfstandigen te berekenen, moet je dus rekening houden met het netto-inkomen op korte termijn, het nettopensioeninkomen (zowel het wettelijk als het aanvullend pensioen) en het netto-inkomen in hypothetische situaties (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, e.d.m.).
Die berekeningen zijn complex omwille van het groot aantal variabelen die mekaar onderling impacteren, en vergen daarom een geavanceerd wiskundig algoritme.
Het komt frequent voor dat men een fee voor een zelfstandige moet zien te berekenen die gelijkwaardig is aan het loonpakket van een werknemer.
Daarvoor zijn een gans aantal use cases:
- een werknemer groeit door in een organisatie tot een niveau waarvan men verwacht dat die als zelfstandige aan de slag gaat
- gelijkaardige functies worden uitgeoefend door zowel werknemers als zelfstandigen (vb. advocaat en legal consultant binnen een big four, binnen de IT-sector, …)
- een werknemer wil graag overschakelen naar het freelance zelfstandigenstatuut
- een onderneming wil graag dat een freelancer op de payroll komt
- een uitvoerend comité bestaat uit zowel werknemers als bedienden en men wil het risico op schijnzelfstandigheid of schijnwerknemerschap vermijden, en dus moet iedereen in eenzelfde sociaal statuut werken
- …
Vaak komt men niet verder dan de loonkost van de vergelijkbare werknemer te delen door het aantal werkdagen per jaar. Uitgangspunt: een zelfstandige mag voor de onderneming evenveel kosten als een werknemer. Dit uitgangspunt lijkt fair, maar is het in wezen niet.
Een freelance fee is niet gelijk aan de loonkost van een werknemer gedeeld door het aantal werkdagen.
In deze blog post ontdek je wat maakt dat loonkost geen goed uitgangspunt vormt en hoe je de beide statuten wel op een correcte manier kan vergelijken.
Loonkost is geen juist uitgangspunt
Loonkost is een proxy voor brutoloon
Het sociaal statuut van zelfstandige is in niets, maar dan ook niets, te vergelijken met het sociaal statuut van werknemer. Het is appelen met peren vergelijken: fiscaliteit, pensioen, gewaarborgd inkomen, … Waarom zou je dan de loonkost, die een proxy is van het brutoloon, als uitgangspunt nemen?
Het argument om loonkost als uitgangspunt te nemen, is omdat het niet meer dan fair is dat een zelfstandige evenveel mag kosten aan de onderneming als een werknemer. Daar valt inderdaad iets voor te zeggen. Alleen de redenering is gebrekkig.
Werknemers malen eerst en vooral niet om de kost voor de onderneming. De meeste werknemers hebben bovendien doorgaans geen (goed) idee van de loonkost. Wat uiteindelijk telt, is netto. Daar komen we verder nog op terug.
Ten tweede is het begrip loonkost niet eenduidig. Ga je uit van de bruto of de netto loonkost? Als je het principe van rechtvaardigheid zou doortrekken, zou je uiteindelijk moeten uitgaan van de bruto loonkost en niet van de effectieve loonkost. Dat betekent dat de kosten voor de onderneming zouden stijgen, terwijl elke onderneming die zich aan deze oefening waagt loonkostneutraliteit wil nastreven.
Bruto of netto (= effectieve) loonkost?
De bruto loonkost is gelijk aan het totale brutoloon van een werknemer, inclusief extralegale voordelen en voordelen in natura, vermeerderd met de patronale RSZ-bijdragen.
De netto of effectieve loonkost is gelijk aan de brutoloonkost, verminderd met de (para)fiscale loonsubsidies, zoals: doelgroepverminderingen eerste werknemers, vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor O&O, structurele verminderingen voor RSZ, …
Ondernemingen willen altijd uitgaan van de netto loonkost. Dat is terecht, want anders zou dit leiden tot een stijging van de kosten voor de onderneming. Alleen, wanneer je uitgaat van een netto loonkost, wordt de freelancer / zelfstandige gepenaliseerd voor de loonsubsidies die de onderneming ontvangt. Een werknemer voor wie de onderneming een vrijstelling doorstorting BV kan toepassen zou daardoor een lagere dagfee ontvangen. Dat is niet echt fair.
Dus als je als onderneming rechtvaardigheid wil nastreven, zou je moeten uitgaan van een (hypothetische) bruto loonkost. En dat zorgt voor een stijging van de kost, waar een onderneming nooit in meegaat.
Niet loonkost, maar tewerkstellingskost als plafond
Het kostenperspectief mag uiteraard niet uit het oog worden verloren. Het geldt als plafond voor de uiteindelijke oplossing. Want we moeten kunnen benchmarken of de uiteindelijke dagfee van de freelancer / zelfstandige op jaarbasis niet hoger ligt dan de kost voor de werknemer.
Daarbij is het belangrijk dat je voor het plafond niet uitgaat van de kost van het loon, maar ruimer van de kost van de tewerkstelling van de werknemer.
We moeten dus ook rekening houden met andere indirecte kosten gelieerd aan de tewerkstelling van een werknemer, zoals:
- opleiding
- payroll
- arbeidsongevallenverzekering
- service fees voor chequebedrijven
- de total cost of ownership van de bedrijfswagen
- de (afschrijvings)kost van de laptop en ander werkmateriaal
- de kost van een werkplek
- …
Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat je deze posten niet tweemaal mag meenemen. Wanneer je de kost van een kantoor meeneemt voor de berekening van de freelance fee en de huur vna het kantoor wordt niet gefactureerd, dan passeert de freelancer tweemaal langs de kassa. Dat is niet de bedoeling. Welke tewerkstellingskosten allemaal moeten worden meegenomen, hangt dus af van het beleid van de onderneming in kwestie.
Het juiste uitgangspunt is netto
De tewerkstellingskost is een plafond, een randvoorwaarde. Meer niet.
Het juiste uitgangspunt om het sociaal statuut van werknemer te vergelijken met het sociaal statuut van een zelfstandige, is het netto-inkomen dat het individu mee naar huis neemt.
Het netto-inkomen dat we moeten matchen, valt uiteen in drie luiken:
- het netto-inkomen op korte termijn
- het netto-inkomen op lange termijn, concreet: het nettopensioeninkomen
- het netto-inkomen in hypothetische situaties, concreet: sociale bescherming in geval van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, etc.
Het netto-inkomen op korte en lange termijn is het meest correcte en het meest rechtvaardige uitgangspunt. Aan de andere kant is dit uitgangspunt niet evident om in de praktijk te brengen. Je moet namelijk rekening houden met wel 7 000 parameters die mekaar allemaal onderling beïnvloeden.
Hoe ga je daar nu mee aan de slag?
In essentie moeten we drie berekeningen zien te maken:
- Berekening 1: wat is het netto-inkomen van de werknemer op korte termijn en welk nettopensioeninkomen realiseert de werknemer (zowel wettelijk als aanvullend pensioen)?
- Berekening 2: welke bruto-omzet moet de zelfstandige genereren per jaar om eenzelfde netto-inkomen te realiseren als de werknemer en eenzelfde nettopensioeninkomen te realiseren op pensioengerechtigde leeftijd als de werknemer?
- Berekening 3: hoe vertaal je die brutojaaromzet naar een brutodagvergoeding die de freelancer / zelfstandige zou aanrekenen aan de opdrachtgever? En hou je daarbij wel of niet rekening met sociale correcties?
Wat is de meerwaarde van hukaroi?
Wel, berekeningen 1 en 3 kunnen uitgevoerd worden door een multidisciplinair team van experten.
Berekening 2 daarentegen vergt een geavanceerd wiskundig algoritme, aangezien je rekening moet houden met meer dan 7 000 parameters die mekaar allemaal impacteren en bijgevolg miljoenen scenario’s moet berekenen om daaruit het optimum te destilleren.
Kortom, met hukaroi hebben we als enige speler in België (en daarbuiten) alle expertise in huis om al die berekeningen tot een goed einde te brengen.
Wil je daar als professioneel adviseur ook mee aan de slag voor jouw klanten? Dat kan! We bieden dergelijke expert tools ook aan op basis van een SaaS-model 😎