Werknemers kunnen het mobiliteitsbudget binnen drie pijlers besteden.

Als werkgever kies je zelf wat je binnen welke pijlers aanbiedt. Binnen het mobiliteitsbudget moet je niet per se pijler 1 (milieuvriendelijke bedrijfswagen) aanbieden. Wel ben je verplicht om één of meerdere opties binnen pijler 2 aan te bieden.

Vervolgens kiest een werknemer zelf vrij om al dan niet toe te treden tot het mobiliteitsbudget. De keuzes die hij/zij kan maken, worden op voorhand vastgelegd door de werkgever.

Elke pijler kent een eigen socialezekerheids- en fiscaal regime.

‍

Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen

Elke volledig elektrische wagen en een wagen met een maximale CO₂-uitstoot van 95 gr/km zijn milieuvriendelijke bedrijfswagens. De terbeschikkingstelling van de bedrijfswagen wordt volgens de normale regels belast. Fiscaal wordt de werknemer belast op het voordeel alle aard. De werkgever betaalt een CO₂-bijdrage.

Een tank- of laadkaart wordt niet afzonderlijk belast, maar geïncorporeerd in het voordeel van de bedrijfswagen.

‍

Pijler 2: duurzame mobiliteit

Aankoop, huur, onderhoud en uitrusting van fietsen, steps, monowheels, hoverboarden en elektrische brom- en motorfietsen.

👉 Openbaar vervoer, deelauto’s, -scooters, -fietsen en -steps, maar ook Uber.

👉 Huur van een wagen (op vakantie) voor maximaal 30 dagen per jaar.

👉 Woont een werknemer op minder dan 10 km van het werk (vogelvlucht): huur en mensualiteiten

Alle bestedingen van het budget zijn volledig vrijgesteld van sociale bijdragen en belastingen. Kost is gelijk aan netto.

‍

Pijler 3: saldo mobiliteitsbudget

Het mobiliteitsbudget dat de werknemer op het einde van het jaar niet heeft uitgegeven, wordt uitbetaald in gewoon geld.

Op het saldo mobiliteitsbudget wordt uitsluitend een bijzondere RSZ-bijdrage van 38,07% afgehouden.

Het saldo mobiliteitsbudget, na inhouding van de bijzondere RSZ-bijdrage is volledig vrijgesteld van belastingen.